|
Bomen sluiten wonden door nieuw weefsel over het wondoppervlak te vormen. Lange tijd is deze wondovergroeiing gezien als het 'genezen' van de boom. Alles wat de vorming van nieuw weefsel over de wond bevorderde, bevorderde dus de genezing. Dit is echter een verkeerd gebruik van het begrip genezen. Genezen is helen, herstellen. Bomen zijn niet in staat om beschadigde of geïnfecteerde weefsels te herstellen. Bomen vormen alleen ieuwe cellen op nieuwe plaatsen. Een eenmaal ontstane wond blijft dus altijd aanwezig, de boom kan er alleen (letterlijk) overheen groeien.
De wondovergroeiing begint vanuit het levende cambium aan de wondrand met de vorming van callus. Callusvorming kan ook optreden vanuit de kopse uiteinden van het houtstraalparenchym op het wondoppervlak. Het weefsel dat onstaat wordt houtstraalcallus genoemd. Een houtstraal bevat slechts een kleine voedselreserve. Door de vorming van callus is deze reserve snel uitgeput. Om in leven te blijven moet het houstraalcallus daarom versmelten met het weefsel dat wordt gevormd door het cambium aan de wondrand, voordat de voedselreserves van de houtstraal zijn uitgeput.
Callus bestaat uit niet-gedifferentieerde cellen. Het deelt zich snel en ontwikkelt zich (differentieert) tot een nieuw bast/cambium/houtsysteem. Zodra dit is gebeurd, is er geen sprake meer van callus, maar van wondovergroeiingsweefsel. Dit weefsel, en niet het callus, overgroeit de wond.
|
|
 |